84 TRUTH, BEAUTY & GOODNESS QUOTES (NETHERLANDS)

Home Forums Study Aids & Resources 84 TRUTH, BEAUTY & GOODNESS QUOTES (NETHERLANDS)

Viewing 1 post (of 1 total)
  • Author
    Posts
  • #7689
    Richard E Warren
    Richard E Warren
    Participant

     

    84 Truth, Beauty & Goodness Quotes In The Urantia Book

    Waarheid, schoonheid en goedheid & Het Urantia Boek

    Nederlands Translation

     

    1. (3.4) 0:1.17 Goddelijkheid is voor geschapen wezens te begrijpen als waarheid, schoonheid en goedheid; in persoonlijkheid wordt goddelijkheid gecorreleerd als liefde, barmhartigheid en dienstbetoon; op onpersoonlijke niveaus wordt goddelijkheid onthuld als gerechtigheid, kracht en soevereiniteit.

    2. (26.7)1:4.5 Het goddelijke mysterie bestaat in het inherente verschil tussen het eindige en het oneindige, het tijdelijke en het eeuwige, het schepsel in tijd en ruimte en de Universele Schepper, het materiële en het geestelijke, de onvolmaaktheid van de mens en de volmaaktheid van de Paradijs-Godheid. Onuitputtelijk en onophoudelijk manifesteert de God van universele liefde zich aan een ieder van zijn schepselen, in alle volledigheid die het bevattingsvermogen van elk schepsel voor de geestelijke kwaliteiten van goddelijke waarheid, schoonheid en goedheid, toelaat.

    3. (27.4)1:5.2 Vergeleken met wat de mens onder persoonlijkheid verstaat, is God veel meer dan een persoonlijkheid, hij is zelfs veel meer dan wat in een begrip als superpersoonlijkheid vervat zou kunnen worden. Maar het is volstrekt nutteloos om dergelijke onbegrijpelijke opvattingen van goddelijke persoonlijkheid te bespreken met materiële schepselen, wier maximale opvatting van de realiteit van het zijn bestaat in het idee en het ideaal van persoonlijkheid. Het hoogste begrip dat het materiële schepsel van de Universele Schepper kan hebben, is vervat in de geestelijke idealen van de verheven idee van goddelijke persoonlijkheid. Ofschoon ge wellicht weet dat God veel meer moet zijn dan een persoonlijkheid in de menselijke opvatting, weet ge derhalve evengoed dat de Universele Vader onmogelijk minder kan zijn dan een eeuwige, oneindige, ware, goede, en schone persoonlijkheid.

    4. (31.3)1:7.3 Ge zoudt u het begrip waarheid eventueel onafhankelijk van persoonlijkheid kunnen denken, het begrip schoonheid kan zonder persoonlijkheid bestaan, maar het begrip goddelijke goedheid is alleen verstaanbaar in verband met persoonlijkheid. Alleen een persoon kan liefhebben en bemind worden. Zelfs schoonheid en waarheid zouden los komen te staan van de hoop op overleving, indien zij geen eigenschappen waren van een persoonlijke God, een liefdevolle Vader.

    5. (40.5) 2:6.1 In het fysische universum kunnen wij de goddelijke schoonheid zien, in de verstandelijke wereld kunnen wij eeuwige waarheid onderkennen, maar de goedheid van God wordt slechts gevonden in de geestelijke wereld van de persoonlijke religieuze ervaring. Naar haar ware wezen is religie een geloof-vertrouwen in de goedheid van God. In de filosofie zou God groot en absoluut kunnen zijn, in zekere zin zelfs intelligent en persoonlijk, maar in de religie moet God ook moreel zijn: hij moet goed zijn. De mens zou een grote God wel kunnen vrezen, maar hij vertrouwt en bemint alleen een goede God. Deze goedheid van God is een deel van de persoonlijkheid van God, en ze wordt alleen ten volle geopenbaard in de persoonlijke religieuze ervaring van de zonen Gods die in hem geloven.

    6. (42.5) 2:7.4 De onjuiste wetenschap van het materialisme wil de sterfelijke mens ertoe veroordelen een verschoppeling in het universum te worden. Dergelijke gedeeltelijke kennis is potentieel kwaad: het is kennis die is opgebouwd uit goed en kwaad beide. Waarheid is schoon omdat zij zowel vol als symmetrisch is. Wanneer de mens naar waarheid zoekt, jaagt hij na wat goddelijk werkelijk is.

    7. (43.1) 2:7.8 Het onderscheiden van allerhoogste schoonheid is de ontdekking en integratie van de werkelijkheid: het onderscheiden van goddelijke goedheid in eeuwige waarheid, dat nu is ultieme schoonheid. Zelfs de bekoring van menselijke kunst bestaat in de harmonie van haar eenheid.

    8. (43.2) 2:7.9 De grote vergissing van de Hebreeuwse religie was dat deze de goedheid van God niet verbond met de feitelijke waarheden van de wetenschap en de aantrekkelijke schoonheid der kunst. Toen de beschaving vorderde en de religie bleef vasthouden aan dezelfde onverstandige koers dat zij de goedheid van Godheid al te zeer benadrukte en de waarheid daarbij in gelijke mate uitsloot en de schoonheid verwaarloosde, ontwikkelde zich bij bepaalde typen mensen een steeds sterkere neiging zich af te keren van deze abstracte, uit haar verband geraakte opvatting van geïsoleerde goedheid. De al te zeer benadrukte, geïsoleerde ethiek van de moderne religie, die er in de twintigste eeuw niet in slaagt de toewijding en loyaliteit van velen vast te houden, zou zich rehabiliteren indien zij niet alleen morele voorschriften zou geven, maar in gelijke mate aandacht zou schenken aan de waarheden van de wetenschap, de filosofie en de geestelijke ervaring, en aan de schoonheden van de materiële schepping, de bekoring van ideële kunst en de grootsheid van echte karakterontwikkeling.

    9. (43.3) 2:7.10 De religieuze uitdaging van deze eeuw gaat de vèrziende en vooruitziende mannen en vrouwen met geestelijk inzicht aan, die een nieuwe, aantrekkelijke levensfilosofie zullen durven construeren op basis van de uitgebreide, voortreffelijk geïntegreerde opvattingen van kosmische waarheid, universum-schoonheid en goddelijke goedheid. Zulk een nieuwe, rechtvaardige visie op de ethiek zal al wat goed is in het denken van de mens aantrekken en zal het beste in de menselijke ziel te voorschijn roepen. Waarheid, schoonheid en goedheid zijn goddelijke realiteiten, en naarmate de mens opklimt langs de trappen van geestelijk leven worden deze allerhoogste kwaliteiten van de Eeuwige steeds meer gecoördineerd en verenigd in God, die liefde is.

    10. (43.4) 2:7.11 Alle waarheid – materieel, filosofisch, en geestelijk – is zowel schoon als goed. Alle werkelijke schoonheid – materiële kunst of geestelijke symmetrie – is zowel waar als goed. Alle echte goedheid, of het nu de persoonlijke moraal, sociale billijkheid, of goddelijk dienstbetoon is, is even waar als schoon. Lichamelijke en geestelijke gezondheid, en ook geluk, zijn integraties van waarheid, schoonheid en goedheid, zoals deze in de ervaring van de mens zijn vermengd. Deze niveaus van productief leven komen tot stand door de vereniging van energiesystemen, ideeënsystemen, en geest-systemen.

    11. (43.5) 2:7.12 Waarheid is coherent, schoonheid is aantrekkelijk, goedheid geeft stabiliteit. En wanneer deze waarden van dat wat werkelijk is, worden gecoördineerd in de persoonlijkheidservaring, is het resultaat een hoge orde van liefde, die door wijsheid wordt bepaald en gekenmerkt wordt door trouw. Het werkelijke doel van alle universum-educatie is het tot stand brengen van de betere coördinatie van het geïsoleerde kind der werelden met de grotere realiteiten van zijn steeds wijdere ervaring. De realiteit is eindig op menselijke niveaus, oneindig en eeuwig op de hogere, goddelijke niveaus.

    12. (48.3)3:2.11 De goddelijke almacht is volmaakt gecoördineerd met de andere eigenschappen van Gods persoonlijkheid. De macht van God wordt in zijn geestelijke manifestatie in het universum gewoonlijk slechts beperkt door drie voorwaarden of omstandigheden:

    (48.4)3:2.12 1. door de natuur van God, speciaal door zijn oneindige liefde, door waarheid, schoonheid en goedheid;

    (48.5)3:2.13 2. door de wil van God, door zijn barmhartigheidsbetoon en door zijn vaderlijke verhouding tot de persoonlijkheden van het universum;

    (48.6)3:2.14 3. door de wet van God, door de rechtvaardigheid en gerechtigheid van de eeuwige Paradijs-Triniteit.

    13. (52.2)3:5.16 De volle appreciatie van waarheid, schoonheid en goedheid is inherent aan de volmaaktheid van het goddelijke universum. De bewoners van de Havona-werelden hebben het potentiële kwaad dat verbonden is aan de relatieve waarde-niveaus niet nodig als prikkel tot het maken van keuzen: deze volmaakte wezens zijn in staat het goede te onderkennen en te kiezen, ook zonder contrasterende morele situaties die tot bezinning nopen. Maar al deze volmaakte wezens zijn zoals ze zijn, qua morele natuur en geestelijke status, louter door het feit dat zij bestaan. Zij hebben slechts experiëntieel vooruitgang verworven binnen hun inherente status. De sterfelijke mens verdient zelfs zijn status als kandidaat voor de weg omhoog door zijn eigen geloof en hoop. Al het goddelijke dat het menselijke denken begrijpt en de menselijke ziel verwerft, is door ervaring bereikt; het is een realiteit van de persoonlijke ervaring en is daarom een uniek bezit, in tegenstelling tot de inherente goedheid en rechtschapenheid van de onfeilbare persoonlijkheden van Havona.

    14. (67.4)5:4.6 De Hebreeërs baseerden hun godsdienst op goedheid, de Grieken op schoonheid; beide religies zochten waarheid. Jezus openbaarde een God van liefde, en liefde houdt alle waarheid, schoonheid en goedheid in zich.

    15. (67.5)5:4.7 De volgelingen van Zoroaster hadden een morele religie, de Hindoes een metafysische, de volgelingen van Confucius een ethische. Jezus leefde een religie van dienstbaarheid. Al deze religies zijn van waarde in de zin dat zij deugdelijke toegangswegen vormen tot de religie van Jezus. Het is de bestemming van de religie om de realiteit te worden van de geestelijke unificatie van al hetgeen goed, schoon en waar is in de ervaring van de mens.

    16. (157.5) 14:4.13 Zoals de liefde van de Universele Vader wordt bevredigd door de godsverering van zijn geloofszonen op de evolutionaire werelden, zo worden de volmaakte idealen van goddelijke schoonheid en waarheid ten volle bevredigd door de verheven adoratie van de Havona-schepselen. Zoals de sterfelijke mens ernaar streeft om de wil van God te doen, zo leven deze wezens van het centrale universum om de idealen van de Triniteit van het Paradijs te vervullen. Van nature zijn zij de wil van God. De mens verblijdt zich in de goedheid van God, de Havona-bewoners zijn in verrukking over de goddelijke schoonheid, terwijl gij beiden het hulpbetoon geniet van de vrijheid van levende waarheid.

    17. (232.6)20:10.3 In de Schepper-Zonen heeft de liefde van de Universele Vader zich vermengd met de barmhartigheid van de Eeuwige Zoon en wordt zij aan de plaatselijke universa onthuld in de scheppende kracht, het liefdevolle dienstbetoon en de begripvolle soevereiniteit van de Michaels. In de Magistraat-Zonen wordt de barmhartigheid van de Eeuwige Zoon, verenigd met het dienstbetoon van de Oneindige Geest, aan de evolutionaire domeinen geopenbaard door de loopbanen van deze Avonals, die oordelen, dienen, en zichzelf schenken. In de Leraar-Zonen der Triniteit worden de liefde, de barmhartigheid en het dienstbetoon van de drie Paradijs-Godheden gecoördineerd op de hoogste waarde-niveaus van tijd en ruimte en aan de universa aangeboden als levende waarheid, goddelijke goedheid en ware geestelijke schoonheid.

    18. (507.3) 44:7.2 Schoonheid, ritme en harmonie zijn intellectueel met elkaar verbonden en geestelijk verwant. Waarheid, feiten en betrekkingen zijn intellectueel onscheidbaar en zijn verbonden met de filosofische ideeën over schoonheid. Goedheid, rechtschapenheid en gerechtigheid zijn filosofisch onderling verwant en geestelijk innig verbonden met levende waarheid en goddelijke schoonheid.

    19. (507.4) 44:7.3 Kosmische ideeën van ware wijsbegeerte, de uitbeeldingen van hemelse kunstenaars, of de poging van stervelingen om ’s mensen herkenning van goddelijke schoonheid uit te beelden, kunnen nooit waarlijk voldoen, indien deze poging tot schepsel-voortgang niet verenigd is. Deze uitdrukkingen van de goddelijke impuls binnen het evoluerende schepsel kunnen intellectueel waar zijn, emotioneel schoon en geestelijk goed, maar de ware bezieling van expressie ontbreekt tenzij deze werkelijkheden van waarheid, betekenissen van schoonheid, en waarden van goedheid verenigd zijn in de levenservaring van de kunstenaar, de wetenschapsmens of de filosoof.

    20. (507.5) 44:7.4 Deze goddelijke kwaliteiten zijn volmaakt en absoluut verenigd in God. En iedere Godkennende mens en engel bezit het potentieel tot onbeperkte zelfuitdrukking op steeds hogere van verenigde zelfverwerkelijking door de techniek der nimmer eindigende verwerving van Godgelijkheid – de experiëntiële samensmelting in de evolutionaire ervaring van eeuwige waarheid, universele schoonheid en goddelijke goedheid.

    21. (625.9) 55:3.10 Op deze schitterende werelden duurt de vruchtbaarheidsperiode niet lang. Het is beter als het leeftijdsverschil tussen de kinderen in een gezin niet al te groot is. Wanneer zij in leeftijd dicht op elkaar volgen, kunnen kinderen veel meer bijdragen tot hun onderlinge opvoeding. Op deze werelden worden zij dan ook schitterend opgevoed door middel van verschillende competitieve systemen, waardoor zij hun best doen prestaties te leveren op de geavanceerde terreinen en onderafdelingen daarvan, waar zij zich waarheid, schoonheid en goedheid op uiteenlopende manieren eigen leren maken. Ge behoeft niet bang te zijn dat er zelfs op zulke verheerlijkte werelden niet een overvloed aan kwaad zal zijn, werkelijk en potentieel kwaad, als stimulans voor het kiezen tussen waarheid en dwaling, goed en kwaad, zonde en rechtvaardigheid.

    22. (641.4) 56:6.3 De met materieel bewustzijn toegeruste schepselen van de evolutionaire werelden in de zeven superuniversa, kunnen Godheidseenheid alleen begrijpen voorzover deze evoluerende is in deze kracht-persoonlijkheid-synthese van de Allerhoogste. Op geen enkel niveau van bestaan kan God de conceptuele capaciteit van de wezens die op dit niveau leven, overschrijden. De sterfelijke mens moet, door het onderkennen van waarheid, het waarderen van schoonheid en het vereren van goedheid, de herkenning van een God van liefde ontwikkelen, en daarna via opklimmende godheidsniveaus voortschrijden tot hij de Allerhoogste begrijpt. Wanneer de Godheid op deze wijze begrepen is als verenigd in kracht, kan hij vervolgens voor het begrip van schepselen gepersonaliseerd worden in geest, en voor hen bereikbaar worden.

    23. 56 – 10. Waarheid, schoonheid en goedheid

    24. (646.3) 56:10.2 In dit hele glorieuze tijdperk houdt de steeds vorderende sterveling zich voornamelijk bezig met de queeste naar een beter begrip en een vollediger besef van de begrijpelijke elementen van de Godheid – waarheid, schoonheid en goedheid. Hieruit bestaat ’s mensen inspanning om God te onderscheiden in bewustzijn, materie en geest. En wanneer de sterveling deze queeste voortzet, merkt hij dat hij steeds meer in beslag wordt genomen door de experiëntiële bestudering van filosofie, kosmologie en goddelijkheid.

    25. (646.9) 56:10.8 3. Ethische gevoeligheid. Via het besef van waarheid leidt de appreciatie van schoon- heid tot het besef van de eeuwige gepastheid van de dingen die van invloed zijn op de onderkenning van goddelijke goedheid in de verhoudingen van de Godheid met alle wezens; zo leidt zelfs kosmologie tot het najagen van goddelijke werkelijkheidswaarden – tot Godsbewustzijn.

    26. (646.10) 56:10.9 De in licht en leven bestendigde werelden houden zich zo volledig bezig met het begrijpen van waarheid, schoonheid en goedheid, omdat deze kwaliteitswaarden de openbaring van de Godheid aan de gebieden van tijd en ruimte behelzen. De betekenissen van eeuwige waarheid hebben een gecombineerde aantrekkelijkheid voor de intellectuele en de geestelijke natuur van de sterfelijke mens. Universele schoonheid omvat de harmonieuze relaties en ritmen van de kosmische schepping; dit is meer specifiek de intellectuele aantrekkingskracht en leidt tot het geünificeerde, synchrone begrip van het materiële universum. Goddelijke goedheid vertegenwoordigt de openbaring van oneindige waarden aan het eindige bewustzijn, waar zij worden waargenomen en zelfs worden opgeheven tot aan de drempel van het geestelijke niveau van het bevattingsvermogen van de mens.

    27. (647.1) 56:10.10 Waarheid is de basis van wetenschap en filosofie, en biedt de intellectuele grondslag voor religie. Schoonheid bevordert kunst, muziek en de betekenisvolle ritmen van alle menselijke ervaring. Goedheid omvat het gevoel voor ethiek, moraliteit en religie – experiëntiële honger naar volmaaktheid.

    28. (647.6) 56:10.15 Zelfs waarheid, schoonheid en goedheid – ’s mensen verstandelijke benadering van het universum van bewustzijn, materie en geest – moeten tot één geünificeerd denkbeeld van een goddelijk, allerhoogst ideaal gecombineerd worden. Zoals de sterfelijke persoonlijkheid de menselijke ervaring met materie, bewustzijn en geest verenigt, zo wordt dit goddelijke, allerhoogste ideaal kracht-verenigd in het bewind van de Allerhoogste en vervolgens gepersonaliseerd als een God van vaderlijke liefde.

    29. (647.8) 56:10.17 Universele schoonheid is de herkenning van de weerspiegeling van het Paradijs-Eiland in de materiële schepping, terwijl eeuwige waarheid het speciale dienstbetoon is van de Paradijs-Zonen die zich niet alleen aan de rassen der stervelingen schenken, maar zelfs hun Geest van Waarheid uitstorten over alle volkeren. Goddelijke goedheid vertoont zich vollediger in het liefdevolle dienstbetoon van de veelvuldige persoonlijkheden van de Oneindige Geest. Liefde echter, de som van deze drie kwaliteiten, is ’s mensen besef van God als zijn geest-Vader.

    30. (648.3) 56:10.20 Voor de eindige mens omvatten waarheid, schoonheid en goedheid de volle openbaring van goddelijkheidswerkelijkheid. Naarmate dit liefde-verstaan van de Godheid geestelijke uitdrukking vindt in de levens van Godkennende stervelingen, worden de vruchten van goddelijkheid voortgebracht: intellectuele vrede, sociale vooruitgang, morele voldoening, geestelijke vreugde en kosmische wijsheid. De gevorderde stervelingen op een wereld in het zevende stadium van licht en leven hebben geleerd dat liefde het grootste goed is in het universum – en zij weten dat God liefde is.

    31. (804.16) 71:4.16 Het aan de dag treden van echte broederschap is een teken dat er een sociale orde is gekomen waarin alle mensen vreugde scheppen in het dragen van elkanders lasten: zij verlangen er daadwerklijk naar om de gouden regel in praktijk te brengen. Maar zulk een ideale samenleving kan nog niet worden verwezenlijkt wanneer hetzij de zwakken, hetzij de slechten op de loer liggen om op onbillijke en onheilige wijze te profiteren van degenen die hoofdzakelijk worden bewogen door toewijding aan de dienst van waarheid, schoonheid en goedheid. In zulk een situatie valt er maar één praktische koers te volgen: de ‘volgers van de gouden regel’ kunnen een progressieve samenleving vormen waarbinnen zij naar hun idealen leven, terwijl zij een adequate verdediging in stand houden tegen hun onwetende medemensen die zouden kunnen trachten ofwel hun voorliefde voor vredelievendheid uit te buiten, ofwel hun vooruitstrevende beschaving te gronde te richten.

    32. (966.3) 87:7.8 Geen enkele cultus kan standhouden en bijdragen aan de vooruitgang van de sociale civilisatie en aan de geestelijke verworvenheden van het individu, tenzij deze gebaseerd is op de biologische, sociologische en religieuze betekenis van het huisgezin. Een cultus die blijft bestaan moet datgene symboliseren wat blijvend is ten overstaan van onophoudelijke veranderingen; hij moet datgene verheerlijken wat de stroom der immer veranderende sociale metamorfose verenigt. Hij moet ware betekenissen erkennen, schone menselijke betrekkingen verheffen en goede waarden van werkelijke adeldom verheerlijken.

    33. (999.3) 91:5.7 Maar zij die grotere geestelijke verlichting kennen, moeten geduldig en verdraagzaam zijn jegens hen wier intellect minder begaafd is dan het hunne en die voor de mobilisatie van hun zwakke geestelijke inzicht een grote behoefte hebben aan symboliek. De sterken moeten niet met minachting op de zwakken neerzien. Zij die zich van God bewust zijn zonder symboliek, moeten het genadedienstbetoon van het symbool niet ontzeggen aan hen die het moeilijk vinden om zonder vorm of ritueel de Godheid te aanbidden, en waarheid, schoonheid en goedheid te vereren. Bij hun vrome godsverering stellen de meeste stervelingen zich een symbool voor van het object en de bestemming van hun gebeden.

    34. (1000.5) 91:7.4 Het menselijke bewustzijn kan bepaalde dingen doen in respons op zogenaamde inspiratie wanneer het gevoelig is voor het bovenkomen van onderbewuste bewustzijnsinhouden, of voor de prikkel van het bovenbewustzijn. In beide gevallen heeft het individu de indruk dat een dergelijke uitbreiding van de inhoud van zijn bewustzijn min of meer van buiten komt. Ongebreideld mystiek enthousiasme en ongeremde religieuze extase zijn geen geloofsbrieven van inspiratie, vermeend goddelijke geloofsbrieven.

    (1000.6) 91:7.5 Al deze vreemde religieuze ervaringen van mystiek, extase en inspiratie kunnen praktisch worden getoetst door te kijken of deze verschijnselen een mens ertoe brengen om:

    (1000.7) 91:7.6 1. een betere, vollediger lichamelijke gezondheid te genieten;.
    (1000.8) 91:7.7 2. efficiënter en praktischer te functioneren in zijn mentale leven;
    (1000.9) 91:7.8 3. sterker en vreugdevoller zijn religieuze ervaringen aan de samenleving ten goede te doen komen;
    (1000.10) 91:7.9 4. vollediger zijn dagelijks leven te vergeestelijken, terwijl hij zich getrouw kwijt van de alledaagse plichten van het gewone sterfelijke bestaan;
    (1001.1) 91:7.10 5. zijn liefde en waardering voor waarheid, schoonheid en goedheid te vergroten;
    (1001.2) 91:7.11 6. de in zijn tijd gangbare sociale, morele, ethische en geestelijke waarden in stand te houden;
    (1001.3) 91:7.12 7. zijn geestelijk inzicht – Godsbewustzijn – te doen toenemen.

    35. (1002.3) 91:8.11 God beantwoordt ’s mensen gebed door hem een meer uitgebreide openbaring van waarheid, een verhoogde waardering voor schoonheid en een wijder begrip van goedheid te geven. Het gebed is een subjectief gebaar, maar het maakt contact met machtige objectieve werkelijkheden op de geestelijke niveaus der menselijke ervaring: het is een zinvol reiken van de mens naar bovenmenselijke waarden. Het is de krachtigste prikkel tot geestelijke groei.

    36. (1011.15) 92:6.17 De Hebreeuwse religie omvat de filosofische overgang van het polytheïsme naar het monotheïsme; zij vormt de evolutionaire verbinding tussen de religies uit de evolutie en de openbaringsreligies. De Hebreeërs waren de enige westerlingen die hun evolutionaire goden uit de begintijd geheel zijn blijven volgen tot zij de God der openbaring hadden gevonden. Maar deze waarheid werd pas op wijde schaal aangenomen in de dagen van Jesaja, die opnieuw het gemengde idee onderrichtte van een raciale godheid, gecombineerd met een Universele Schepper: ‘O Here der heerscharen, Gij God Israels, Gij zelf, Gij alleen zijt God; Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt.’ Eens berustte de hoop op het voortbestaan van de Westerse beschaving in de sublieme Hebreeuwse ideeën over goedheid, en de geavanceerde Helleense ideeën over schoonheid.

    37. (1089.12)99:4.4 Welke omwentelingen de sociale en economische groei der civilisatie ook mogen vergezellen, religie is echt en nuttig indien zij in de individuele mens de ervaring aankweekt waarin de soevereiniteit van waarheid, schoonheid en goedheid prevaleert, want dit is het ware geestelijke begrip van de allerhoogste werkelijkheid. En door liefde en godsverering krijgt dit betekenis als vriendschap met de mensen en zoonschap bij God.

    38. (1092.2)99:6.2 De socialisering van de religie heeft een werkelijke bedoeling. Religieuze groepsactiviteiten hebben ten doel om religieuze loyaliteiten aanschouwelijk te maken, om de aanlokkelijkheid van waarheid, schoonheid en goedheid te verheerlijken, om de aantrekkelijkheid van allerhoogste waarden te vergroten, om de onzelfzuchtige dienstbaarheid aan de medemens te versterken, om luister bij te zetten aan de mogelijkheden die het gezinsleven biedt, om de religieuze opvoeding te bevorderen, om wijze raad en geestelijke leiding te verschaffen, en aan te moedigen tot gemeenschappelijke godsverering. En alle levende godsdiensten moedigen aan tot vriendschap onder de mensen, houden de moraliteit in ere, begunstigen het welzijn van de gemeenschap waarin men leeft, en scheppen gunstige omstandigheden voor de verspreiding van het wezenlijke evangelie in hun respectieve boodschappen over het eeuwig heil.

    39. (1096.1) 100:2.4 Iemands geestelijkheid wijst aan hoe dicht hij bij God is, en tegelijk is zij de maat van zijn nut voor zijn medemens. Geestelijkheid verhoogt het vermogen om schoonheid te ontdekken in de dingen, om waarheid te herkennen in betekenissen en om goedheid te ontdekken in waarden. Geestelijke ontwikkeling wordt bepaald door het vermogen daartoe en is recht evenredig aan het uitbannen van de zelfzuchtige kwaliteiten van liefde.

    40. (1114.5) 101:8.1 Geloof heeft het niveau van geloofsvertrouwen bereikt wanneer het de motivering in het leven wordt en de levenswijze bepaalt. Het aanvaarden van een leer als waar is geen geloofsvertrouwen, het is alleen maar geloof. Evenmin zijn zekerheid of overtuiging geloofsvertrouwen. Iemands gemoedsgesteldheid bereikt de niveaus van geloofsvertrouwen pas wanneer zij daadwerkelijk zijn levenswijze beheerst. Geloofsvertrouwen is een levend kenmerk van echte per- soonlijke religieuze ervaring. Men gelooft waarheid, bewondert schoonheid, en eerbiedigt goed- heid, maar aanbidt deze niet; deze houding van reddend geloofsvertrouwen concentreert zich alleen op God, die de verpersoonlijking is van al deze waarden en van nog oneindig veel meer.

    41. (1142.1) 103:9.10 Wanneer de rede eenmaal goed en verkeerd herkent, vertoont zij wijsheid; wanneer de wijsheid kiest tussen goed en verkeerd, waarheid en dwaling, toont zij aan door de geest geleid te worden. En aldus zijn de functies van het bewustzijn, de ziel, en de geest immer hecht verenigd en zijn zij functioneel onderling verbonden. De rede houdt zich bezig met feitelijke kennis, de wijsheid met filosofie en openbaring, geloofsvertrouwen met levende geestelijke ervaring. Door waarheid bereikt de mens schoonheid en door geestelijke liefde klimt hij op tot goedheid.

    42. (1164.2) 106:1.3 God de Zevenvoudige geeft te kennen dat de Paradijs-Godheid de barrières van de tijd in de evolutionaire universa in de ruimte onderkent. Hoe ver van het Paradijs, hoe diep in de ruimte, een materiële overlevingspersoonlijkheid ook moge ontstaan, ook daar zal blijken dat God de Zevenvoudige tegenwoordig is en zich bezighoudt met het liefdevol, barmhartig toedienen van waarheid, schoonheid en goedheid aan zo’n onvolledig, worstelend, evolutionair schepsel. Het goddelijkheidsdienstbetoon van de Zevenvoudige reikt door de Eeuwige Zoon naar binnen, naar de Paradijs-Vader, en door de Ouden der Dagen buitenwaarts naar de universum-Vaders – de Schepper-Zonen.

    43. (1175.1) 106:9.12 Wanneer materiële, evolutionaire, eindige schepselen een leven leiden dat stoelt op het leven van de wil van de Vader, dan leidt dit rechtstreeks tot het verwerven van allerhoogste macht voor de geest in de arena van de persoonlijkheid, en brengt het deze schepselen één stap nader tot het verstaan van de Vader-Oneindige. Zulk een Vader-leven stoelt op waarheid, is gevoelig voor schoonheid, en wordt beheerst door goedheid. Zulk een Godkennend mens wordt innerlijk verlicht door godsverering en wijdt zich uiterlijk oprecht aan de dienstbaarheid aan de universele broederschap van alle persoonlijkheden, een dienstbetoon van bijstand dat van barmhartigheid is vervuld en door liefde wordt bewogen, terwijl al deze levenseigenschappen in de evoluerende persoonlijkheid verenigd worden op steeds hogere niveaus van kosmische wijsheid, van zelfverwerkelijking, van het vinden van God en het aanbidden van de Vader.

    44. (1199.1) 109:4.6 In zekere zin bevorderen de Richters wellicht een bepaalde mate van interplanetaire kruisbevruchting in de domeinen van waarheid, schoonheid en goedheid. Doch het wordt hun zelden gegund om tweemaal de ervaring van inwoning door te maken op eenzelfde planeet: geen enkele Richter die nu dienst doet op Urantia is al eerder op deze wereld geweest. Ik weet waarover ik spreek, want wij beschikken over hun nummers en antecedenten in de archieven van Uversa.

    45. (1199.3) 109:5.2 Soms is het mogelijk uw bewustzijn te laten verlichten, om de goddelijke stem te horen die steeds in uw innerlijk spreekt, zodat ge u ten dele bewust moogt worden van de wijsheid, waarheid, goedheid, en schoonheid van de potentiële persoonlijkheid die constant in u woont.

    46. (1206.4) 110:3.6 Ge moet de samenwerking met uw Richter niet als een bijzonder bewust proces zien, want dat is het niet; uw motieven en uw beslissingen, uw trouw aan uw vaste voornemens en uw allerhoogste verlangens, vormen echter een wezenlijke en doeltreffende medewerking. Ge kunt bewust de harmonie met de Richter doen toenemen door:

    (1206.5) 110:3.7 1. te verkiezen gehoor te geven aan de goddelijke leiding; eerlijk en oprecht uw diepste besef van waarheid, schoonheid en goedheid tot grondslag te maken van uw menselijk leven en deze kwaliteiten van goddelijkheid vervolgens te coördineren door wijsheid, godsverering, geloof en liefde.

    (1206.6) 110:3.8 2. God lief te hebben en te verlangen om zoals hij te zijn – echte erkenning van het goddelijke vaderschap en liefdevolle aanbidding van de hemelse Vader.

    (1206.7) 110:3.9 3. De mensen lief te hebben en van ganser harte te verlangen hen te dienen – de oprechte erkenning van de broederschap der mensen, gekoppeld aan intelligente, wijze genegenheid voor elk van uw medestervelingen.

    (1206.8) 110:3.10 4. Vreugdevolle aanvaarding van het kosmische burgerschap – de oprechte erkenning van uw toenemende verplichtingen jegens de Allerhoogste en het besef van de wederzijdse afhankelijkheid van de evolutionaire mens en de evoluerende Godheid. Dit betekent de geboorte van kosmische moraliteit en het dagende besef van universele verplichtingen.

    47. (1217.1) 111:1.6 Het bewustzijn is het kosmische instrument waarop de menselijke wil de wanklanken van vernietiging kan spelen, en waarop deze zelfde menselijke wil de heerlijke melodieën van vereenzelviging met God en de daaruit voortvloeiende eeuwige overleving kan voortbrengen. De aan de mens verleende Richter is per slot van rekening ontoegankelijk voor het kwaad en niet in staat tot zonde, maar het sterfelijk bewustzijn kan daadwerkelijk worden verwrongen, vervormd, en slecht en lelijk worden gemaakt door de zondige kuiperijen van een perverse, zelfzuchtige, menselijke wil. Evenzo kan dit bewustzijn nobel, schoon, waarachtig en goed worden – werkelijk groots – in overeenstemming met de door de geest verlichte wil van een mens die God kent.

    48. (1219.6) 111:3.7 Voorzover ’s mensen evoluerende morontia-ziel doortrokken raakt van waarheid, schoonheid en goedheid, als besef dat zij zich bewust is van God, wordt zulk een resulterend wezen onvernietigbaar. Indien er geen overleving van eeuwige waarden zou zijn in de zich ontwikkelende ziel van de mens, dan is het sterfelijke bestaan zinloos en is het leven zelf een tragische illusie. Maar immer geldt dat ge wat ge in de tijd begint, vast en zeker in de eeuwigheid ten einde zult brengen – indien het waard is om ten einde te worden gebracht.

    49. (1237.1) 112:6.9 De ziel van overlevingswaarde weerspiegelt getrouwelijk zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve activiteiten en motivaties van het materiële verstand, de vroegere zetel van de identiteit van de zelfheid. In het verkiezen van waarheid, schoonheid en goedheid vangt het sterfelijke bewustzijn zijn pre-morontiale universum-loopbaan aan onder de begeleiding van de zeven assistent-bewustzijnsgeesten, verenigd onder de leiding van de geest der wijsheid. Wanneer vervolgens de zeven cirkelgangen van het pre-morontia-bestaan geheel zijn doorlopen, wordt de gave van het morontia-bewustzijn gesuperponeerd op het assistent-bewustzijn, en hiermee wordt de aanzet gegeven tot de voorgeestelijke of morontia-loopbaan van voortgang in het plaatselijk universum.

    50. (1260.3) 115:1.2 Conceptuele universum-kaders zijn slechts relatief waar: het zijn bruikbare constructies, die uiteindelijk moeten wijken wanneer het kosmische begrip groter wordt en uitbreiding van denkbeelden tot gevolg heeft. Uw opvattingen van waarheid, schoonheid en goedheid, moraliteit, ethiek, plicht, liefde, goddelijkheid, oorsprong, bestaan, bedoeling, bestemming, tijd, ruimte en zelfs de Godheid, zijn slechts relatief waar. God is veel, veel meer dan een Vader, maar de Vader is ’s mensen hoogste begrip van God; niettemin zal de Vader-Zoon-uitbeelding van de betrekking tussen Schepper en schepsel worden aangevuld met de boven-sterfelijke opvattingen van de Godheid die ge in Orvonton, in Havona en op het Paradijs zult verwerven. De mens moet binnen het sterfelijke universum-kader denken, maar dit betekent niet dat hij zich geen andere, hogere kaders kan voorstellen waarbinnen denken kan plaatsvinden.

    51. (1263.6) 115:3.19 Het finale doordringen tot de waarheid, schoonheid en goedheid van de Allerhoogste zou voor het steeds vorderende schepsel alleen die absoniete kwaliteiten van uiteindelijke goddelijkheid open kunnen leggen welke de begripsniveaus van waarheid, schoonheid en goedheid te boven gaan.

    52. (1278.5) 117:1.1 De Allerhoogste is de schoonheid van fysische harmonie, de waarheid van intellectuele betekenissen en de goedheid van geestelijke waarden. Hij is de zoetheid van waar succes en de vreugde van eeuwige verworvenheden. Hij is de alziel van het groot universum, de bewustheid van de eindige kosmos, de voltooiing der eindige werkelijkheid en de personificatie van Schepper-schepsel-ervaring. In de hele toekomstige eeuwigheid zal God de Allerhoogste de realiteit van wilservaring verwoorden in de triniteitsbetrekkingen van de Godheid.

    53. (1279.5) 117:1.7 Waarheid, schoonheid en goedheid zijn gecorreleerd in het dienstbetoon van de Geest, de grootsheid van het Paradijs, de barmhartigheid van de Zoon en de ervaring van de Allerhoogste. God de Allerhoogste is waarheid, schoonheid en goedheid, want deze voorstellingen van goddelijkheid vormen eindige maxima van ideatie-ervaring. De eeuwige bronnen van deze drieënige kwaliteiten van goddelijkheid liggen op boveneindige niveaus, maar een schepsel kan zich deze bronnen alleen als superwaarheid, superschoonheid, en supergoedheid voorstellen.

    54. (1293.1) 117:7.17 Het vervolmaakte groot universum van die toekomstige tijden zal enorm verschillen van wat het nu is. De spannende avonturen bij het organiseren van de galactische stelsels in de ruimte, het planten van leven op de onzekere werelden in de tijd, en het evolueren van harmonie uit chaos, schoonheid uit potentialiteiten, waarheid uit betekenissen en goedheid uit waarden, dit alles zal voorbij zijn. De tijd-universa zullen de vervulling van hun eindige bestemming hebben bereikt! En misschien zal er ruimte zijn voor rust, ontspanning na de eeuwenlange worsteling om evolutionaire volmaaktheid. Maar niet lang! Vast en zeker, en onverbiddelijk, zal het enigma van de wordende Godheid van God de Ultieme deze vervolmaakte burgers van de bestendigde universa uitdagen, net zoals hun worstelende evolutionaire voorouders eens werden uitgedaagd door de zoektocht naar God de Allerhoogste. Het gordijn voor de kosmische bestemming zal opengaan om de transcendente grootsheid te onthullen van de aanlokkelijke absoniete zoektocht naar de Universele Vader op de nieuwe, hogere niveaus die worden geopenbaard in de ultieme ervaring van schepselen.

    55. (1299.3) 118:5.3 Het bewustzijn van de sterveling beweegt zich van het feit naar de betekenis van het feit, en vervolgens naar de waarde. Het bewustzijn van de Schepper beweegt zich van de gedachte-waarde, via de woord-betekenis, naar het feit van handeling. Altijd moet God handelen om de impasse van de ongekwalificeerde eenheid te verbreken die inherent is aan existentiële oneindigheid. Altijd moet de Godheid het patroon-universum, de volmaakte persoonlijkheden, de oorspronkelijke waarheid, schoonheid en goedheid verschaffen waarnaar alle subgodheidsscheppingen streven. Altijd moet God eerst de mens vinden, zodat de mens later God kan vinden. Altijd moet er een Universele Vader zijn, voordat er ooit universeel zoonschap kan zijn, en de universele broederschap die daaruit voortvloeit.

    56. (1306.1) 118:10.12 In het prille begin van een evolutionaire wereld lijken de natuurlijke gebeurtenissen van de materiële orde en de persoonlijke verlangens van mensen dikwijls met elkaar in strijd. Veel van wat er op een evoluerende wereld plaatsvindt, is voor de sterveling tamelijk moeilijk te begrijpen – de wet van de natuur is zo vaak ogenschijnlijk wreed, harteloos en onverschillig voor al hetgeen naar menselijk begrip waar, schoon en goed is. Maar naargelang het mensdom voortschrijdt in zijn planetaire ontwikkeling, nemen wij waar dat dit gezichtspunt door de volgende factoren wordt gemodificeerd:

    (1306.2) 118:10.13 1. De breder wordende visie van de mens: zijn toegenomen begrip van de wereld waarin hij leeft; zijn groeiende capaciteit om de materiële feiten in de tijd, de zinvolle ideeën van het denken en de waardevolle idealen van het geestelijk inzicht te begrijpen. Zolang mensen alleen de maatstaf van fysische dingen aanleggen, is er geen hoop dat zij ooit eenheid in tijd en ruimte vinden.

    (1306.3) 118:10.14 2. Het toenemende beheersingsvermogen van de mens — de geleidelijke accumulatie van kennis van de wetten der materiële wereld, de doeleinden van het geestelijk bestaan, en de mogelijkheden tot filosofische coördinatie van deze twee werkelijkheden. Als wilde stond de mens hulpeloos tegenover de aanslagen van natuurkrachten, en was hij een slaaf onder de wrede tyrannie van zijn eigen innerlijke angsten. De half-geciviliseerde mens begint de schatkamers der geheimen van de gebieden der natuur te ontsluiten; zijn wetenschap vernietigt langzaam maar doeltreffend zijn bijgeloof en biedt hem tegelijkertijd een nieuwe, bredere basis van feiten om de betekenissen der filosofie en de waarden van ware geestelijke ervaring te kunnen begrijpen. Als geciviliseerd wezen zal de mens de fysische krachten van zijn planeet eens relatief leren beheersen; de liefde voor God in zijn hart zal doeltreffend worden uitgestort als liefde voor zijn medemens, terwijl de waarden van het menselijk bestaan de grenzen van de capaciteit van stervelingen zullen benaderen.

    57. (1306.4) 118:10.15 3. ’s Mensen integratie in het universum — de toename van ’s mensen inzicht plus de toename van zijn experiëntiële verworvenheden brengen de mens tot inniger harmonie met de verenigende tegenwoordigheden van het Allerhoogst Bewind – de Paradijs-Triniteit en de Allerhoogste. Dit nu stelt de soevereiniteit van de Allerhoogste in op de werelden die reeds lang in licht en leven zijn bestendigd. Deze gevorderde planeten zijn inderdaad gedichten van harmonie, beelden van de schoonheid van verworven goedheid die door het zoeken naar kosmische waarheid is bereikt. Indien er dergelijke dingen met een planeet kunnen gebeuren, dan kunnen er nog grotere dingen gebeuren met een stelsel en met de nog grotere eenheden in het groot universum, naargelang ook deze een bestendige toestand bereiken die erop wijst dat de potentialiteiten tot eindige groei zijn uitgeput.

    58. (1429.1) 130:1.5 Bij het laatste bezoek van Jezus aan Gadiah kwam het onderwerp goed en kwaad ter sprake. De jonge Filistijn had veel problemen doordat het naar zijn gevoelen onrechtvaardig was dat naast het goede, ook het kwaad in de wereld bestond. Hij zei: ‘Hoe kan God, als hij oneindig goed is, toelaten dat wij het leed van het kwaad moeten ondergaan; wie schept per slot van rekening het kwaad?’ In die dagen geloofden nog steeds velen dat God zowel het goede als het kwade schept, maar Jezus leerde nimmer een dergelijke dwaling. Als antwoord op deze vraag zei Jezus: ‘Broeder, God is liefde; daarom moet hij goed zijn en zijn goedheid is zo groot en werkelijk dat ze niet de kleine, onwerkelijke dingen van het kwaad kan bevatten. God is zo positief goed, dat er absoluut geen plaats in hem is voor negatief kwaad. Het kwaad is de onrijpe keuze en de onbedachtzame misstap van hen die zich verzetten tegen goedheid, die schoonheid verwerpelijk achten en ontrouw zijn aan de waarheid. Het kwaad is slechts de verkeerde aanpassing van hen die onrijp zijn, of de verstorende en misvormende invloed van onwetendheid. Het kwaad is de onvermijdelijke duisternis die de onverstandige verwerping van het licht op de hielen volgt. Het kwaad is datgene wat duister is en onwaar en dat, wanneer het bewust wordt omhelsd en opzettelijk onderschreven, tot zonde wordt.

    59. (1431.2) 130:2.7 Dit was een gesprek dat tot diep in de nacht duurde; in de loop ervan vroeg de jongeman Jezus hem het verschil aan te geven tussen de wil van God en de menselijke bewustzijnsdaad van het kiezen, die ook wil genoemd wordt. Wat Jezus zei kwam hierop neer: de wil van God is de weg van God, deelgenootschap met de keuze van God, terwijl een andere keuze eveneens mogelijk zou zijn. Het doen van de wil van God is daarom de progressieve ervaring van het steeds meer worden zoals God, en God is de bron en bestemming van al wat goed en schoon en waar is. De wil van de mens is de weg van de mens, de som en de kern van wat de sterfelijke mens verkiest te zijn en te doen. De wil is de welbewuste keuze van een zelf-bewust wezen die leidt tot beslissingsgedrag gegrond op intelligente overweging.

    60. (1458.2)132:2.5 Goedheid groeit steeds naar nieuwe hoogten van de toenemende vrijheid van morele zelfverwerkelijking en geestelijke persoonlijkheidsverworvenheid – de ontdekking van en identificatie met de inwonende Richter. Een ervaring is goed wanneer zij de waardering van schoonheid verhoogt, de morele wil sterker maakt, het vermogen om waarheid te onderscheiden uitbreidt, de capaciteit om de medemens lief te hebben en van dienst te zijn versterkt, de geestelijke idealen verheft en de allerhoogste menselijke motieven in de tijd verenigt met de eeuwige plannen van de inwonende Richter: dit alles voert rechtstreeks tot een groter verlangen om de wil van de Vader te doen, waarbij de goddelijke hartstocht om God te zoeken en hem meer gelijk te worden, wordt bevorderd.

    61. (1458.4)132:2.7 Goedheid is levend, relatief, altijd in ontwikkeling, is onveranderlijk een persoonlijke ervaring, en is eeuwig gecorreleerd met het onderscheiden van waarheid en schoonheid. Goedheid wordt gevonden in de herkenning van de positieve waarheid-waarden van het geestelijke niveau, die in de menselijke ervaring gecontrasteerd moeten worden met het negatieve tegendeel – de schaduwen van het potentiële kwaad.

    62. (1458.6)132:2.9 Tegen de tijd dat de opklimmende sterveling het Paradijs bereikt, is zijn capaciteit om zijn zelf te identiferen met ware geest-waarden zo vergroot, dat het is uitgelopen op het bereiken van het volmaakte bezit van het licht des levens. Zo’n volmaakt geworden geest-persoonlijkheid komt tot zulk een gehele, goddelijke en geestelijke vereniging met de positieve, allerhoogste kwaliteiten van goedheid, schoonheid en waarheid, dat het niet meer mogelijk is dat deze rechtvaardige geest ook maar enige negatieve schaduw van potentieel kwaad afwerpt wanneer hij wordt blootgesteld aan de doorvorsende straling van het goddelijke licht van de oneindige Regeerders van het Paradijs. In al zulke geest-persoonlijkheden is goedheid niet meer partieel, contrasterend en comparatief; zij is goddelijk volledig geworden en geestelijk vervuld: zij benadert de zuiverheid en volmaaktheid van de Allerhoogtste.

    63. (1459.4)132:3.4 Geopenbaarde waarheid, persoonlijk ontdekte waarheid, is de allerhoogste vreugde van de menselijke ziel; zij is de gezamenlijke schepping van het materiële bewustzijn en de inwonende geest. Het eeuwige heil van zulk een ziel die waarheid onderkent en schoonheid liefheeft, wordt verzekerd door die honger en dorst naar goedheid, die een sterfelijk mens ertoe brengt zich maar één doel voor ogen te stellen, namelijk de wil van de Vader te doen, om God te zoeken en te worden zoals hij. Er bestaat nooit strijdigheid tussen ware kennis en waarheid. Er kan wel strijdigheid bestaan tussen kennis en menselijke geloofsovertuigingen, overtuigingen gekleurd door vooroordeel, vervormd door vrees, en overheerst door de sterke angst om nieuwe feiten van materiële ontdekkingen of geestelijke vooruitgang onder ogen te zien.

    64. (1460.1)132:3.8 Geestelijke evolutie is een ervaring van de toenemende, vrijwillige keuze van goedheid, gepaard aan een even grote progressieve afname van de mogelijkheid tot kwaad. Met het bereiken van de finale keuze voor goedheid en van een volkomen capaciteit tot het waarderen van waarheid, ontstaat er een volmaaktheid van schoonheid en heiligheid, welks rechtvaardigheid het voor eeuwig onmogelijk maakt dat zelfs maar het denkbeeld van potentieel kwaad opduikt. Zulk een Godkennende ziel werpt geen schaduw van twijfelend kwaad wanneer zij functioneert op zulk een hoog geest-niveau van goddelijke goedheid.

    65. (1461.4)132:4.6 Tot een Romeinse soldaat zei hij, terwijl ze langs de Tiber wandelden: ‘Heb niet alleen een moedige hand, maar ook een moedig hart. Durf het aan recht te doen en wees groot genoeg om barmhartigheid te betonen. Dwing uw lagere natuur te gehoorzamen aan uw hogere natuur, zoals gij ook uw meerderen gehoorzaamt. Heb respect voor goedheid en houd de waarheid hoog. Kies het schone in plaats van het lelijke. Heb uw medemensen lief en tracht God te vinden met uw gehele hart, want God is uw Vader in de hemel.’

    66. (1583.5) 140:8.31 De Meester deed geen oplossingen aan de hand voor de niet-religieuze problemen van zijn eigen tijd, noch voor die van volgende tijden. Jezus wenste geestelijk inzicht in eeuwige werkelijkheden te ontwikkelen en het initiatief tot oorspronkelijkheid van leven te stimuleren: hij bemoeide zich uitsluitend met de fundamentele, blijvende, geestelijke behoeften van de mensheid. Hij openbaarde een goedheid die Gode gelijk was. Hij verhief de liefde – waarheid, schoonheid, en goedheid – als het goddelijke ideaal en de eeuwige werkelijkheid.

    67. (1728.4) 155:5.2 Hoewel de religies in de wereld een tweeledige oorsprong hebben – een natuurlijke oorsprong en een openbaringsoorsprong – kunnen er op ieder moment en bij alle volken drie duidelijk verschillende vormen van religieuze toewijding worden aangetroffen. En deze drie manifestaties van de religieuze impuls zijn:

    (1728.5) 155:5.3 1. Primitieve religie. De halfnatuurlijke en instinctmatige impuls om mysterieuze energieën te vrezen en hogere krachten te aanbidden, voornamelijk een religie van de fysische natuur, de religie van vrees.

    (1728.6) 155:5.4 2. De religie van de civilisatie. De meer ontwikkelde religieuze voorstellingen en praktijken van de zich ontwikkelende rassen – de religie van het bewustzijn – de verstandelijke theologie van het gezag van de gevestigde religieuze traditie.

    (1728.7) 155:5.5 3. Ware religie – de religie van de openbaring. De openbaring van bovennatuurlijke waarden, een gedeeltelijk inzicht in eeuwige werkelijkheden, een glimp van de goedheid en schoonheid van het oneindige karakter van de Vader in de hemel – de religie van de geest zoals deze in de ervaring van de mens wordt aangetoond.

    68. (1738.4) 156:5.5 ‘Maar laat mij jullie mogen waarschuwen voor de dwaasheid om, zuiver door de kracht van de menselijke wil, verleiding te boven te komen door te trachten het ene verlangen te vervangen door een ander, vermeend hoger, verlangen. Indien je waarlijk over de verleidingen van de mindere, lagere natuur wilt zegevieren, moet je tot dat punt van geestelijke superioriteit komen waar je echt en waarlijk, daadwerkelijke belangstelling en liefde voor, de hogere en meer idealistische vormen van gedrag hebt ontwikkeld, die je bewustzijn verlangt in de plaats te stellen van de lagere, minder idealistische gewoonten van gedrag, die jullie onderkennen als verleiding. Je zult op deze wijze veeleer verlost worden door geestelijke transformatie, dan dat je steeds meer overbelast raakt door de bedrieglijke onderdrukking van sterfelijke verlangens. Het oude en het inferieure zal vergeten worden in de liefde voor het nieuwe en superieure. Schoonheid triomfeert altijd over lelijkheid in het hart van allen die verlicht worden door de liefde voor waarheid. Er schuilt machtige kracht in de uitbannende energie van een nieuwe, oprechte geestelijke liefde. En wederom zeg ik tot jullie, laat je niet verslaan door het kwaad, maar overwin het kwaad met het goede.

    69. (1840.5) 167:6.6 Wanneer het niet mogelijk is God te aanbidden in de tabernakelen van de natuur, zouden mensen hun best moeten doen om te zorgen voor huizen van schoonheid, heiligdommen van aantrekkelijke eenvoud en kunstzinnige versiering, zodat de hoogste menselijke emoties wakker geroepen mogen worden in samenhang met de verstandelijke benadering van geestelijke gemeenschap met God. Waarheid, schoonheid en heiligheid zijn krachtige en doeltreffende hulpmiddelen voor ware godsverering. Maar geest-gemeenschap wordt niet bevorderd door louter monumentale sierlijkheid en al te veel verfraaiing door de gedetailleerde en opzichtige kunstwerken van de mens. Schoonheid is het meest religieus wanneer zij het eenvoudigst is en het meest op de natuur lijkt. Wat is het toch jammer dat kleine kinderen hun eerste kennismaking met ideeën over de openbare godsverering in koude, kale vertrekken krijgen, zo geheel en al verstoken van de aantrekkingskracht van schoonheid en zonder dat er enige opgewektheid en inspirerende heiligheid van uitgaat! Het kind dient buiten in de vrije natuur in kennis gebracht te worden met godsverering en later met zijn ouders mee te gaan naar religieuze bijeenkomsten in openbare gebouwen die in materiële zin op zijn minst even aantrekkelijk en in artistieke zin even mooi moeten zijn als het huis waarin hij dagelijks verkeert.

    70. (1950.4) 180:5.9 Dezelfde opvatting van de levende flexibiliteit en het kosmische aanpassingsvermogen van goddelijke waarheid aan de individuele behoeften en de capaciteit van iedere zoon van God, moet worden gevat voordat ge ooit het onderricht en de praktijk van de Meester om geen weerstand te bieden tegen het kwaad, adequaat kunt begrijpen. De lering van de Meester is in de grond der zaak een geestelijke uitspraak. Zelfs de materiële implicaties van zijn filosofie kunnen los van haar geestelijke correlaties niet met vrucht worden overwogen. De geest van het bevel van de Meester bestaat in het geen weerstand bieden aan alle zelfzuchtige reacties op het universum, gekoppeld aan het stoutmoedig en progressief bereiken van rechtvaardige niveaus van echte geest-waarden: goddelijke schoonheid, oneindige goedheid en eeuwige waarheid – God te kennen en steeds meer zoals hij te worden.

    71. (2043.1) 191:5.3 ‘Vrede zij jullie. Een volle week lang ben ik hier gebleven zodat ik opnieuw zou kunnen verschijnen wanneer jullie allen aanwezig waren, en nogmaals jullie opdracht konden aanhoren om de hele wereld in te gaan en dit evangelie van het koninkrijk te prediken. Wederom zeg ik jullie: zoals de Vader mij in de wereld heeft gezonden, zo zend ik jullie. Zoals ik de Vader heb geopenbaard, zo zullen jullie de goddelijke liefde openbaren, niet alleen met woorden, maar in jullie dagelijks leven. Ik zend jullie uit, niet om de zielen der mensen lief te hebben, maar veeleer om mensen lief te hebben. Jullie moeten niet alleen de vreugden van de hemel verkondigen, maar in je dagelijkse ervaring ook deze geest-realiteiten van het goddelijke leven vertonen, aangezien jullie het eeuwige leven reeds hebben, als het geschenk van God, door geloof. Wannneer jullie geloof hebben, wanneer er kracht van boven, de Geest van Waarheid, op jullie is gekomen, zullen jullie je licht hier niet achter gesloten deuren verbergen: jullie zult de liefde en de barmhartigheid van God aan de hele mensheid bekend maken. Uit vrees vluchten jullie nu weg voor de feiten van een onaangename ervaring, maar wanneer jullie gedoopt zult zijn met de Geest van Waarheid, zullen jullie moedig en met vreugde uitgaan om de nieuwe ervaringen het hoofd te bieden van de verkondiging van het goede nieuws van het eeuwige leven in het koninkrijk Gods. Jullie mogen hier en in Galilea een korte tijd blijven om je te herstellen van de schok van de overgang van de valse zekerheid van het gezag van het traditionalisme naar de nieuwe orde van het gezag van feiten, waarheid, en geloof in de allerhoogste realiteiten van de levende ervaring. Jullie missie aan de wereld is gebaseerd op het feit dat ik een God-openbarend leven onder jullie heb geleid, op de waarheid dat jullie en alle andere mensen zonen van God zijn; jullie missie zal bestaan uit het leven dat jullie onder de mensen zullen leiden – de daadwerkelijke, levende ervaring van het liefhebben van mensen en het dienen van mensen, net zoals ik jullie heb liefgehad en jullie heb gediend. Laat jullie geloof jullie licht aan de wereld openbaren; laat de openbaring van waarheid de ogen openen die door traditie zijn verblind; laat jullie liefdevolle dienen doeltreffend de vooringenomenheid die door onwetendheid wordt teweeggebracht, vernietigen. Door op deze manier naast jullie medemensen te gaan staan, met begripvol medegevoel en met onbaatzuchtige toewijding, zullen jullie hen binnenleiden in de reddende kennis van de liefde van de Vader. De Joden hebben goedheid verheerlijkt, de Grieken hebben schoonheid verheven, de Hindoes prediken devotie, de asceten ver weg onderrichten eerbied, de Romeinen eisen trouw, maar ik vraag leven van mijn discipelen, namelijk het leven van liefdevolle dienstbaarheid aan jullie broeders in het vlees.’

    72. (2047.5) 192:2.1 Toen ze klaar waren met het ontbijt, wenkte Jezus Petrus en Johannes om met hem mee te komen voor een wandeling langs het strand, terwijl de anderen bij het vuur bleven zitten. Terwijl zij daar liepen, zei Jezus tot Johannes: ‘Johannes, heb je mij lief?’ En toen Johannes antwoordde: ‘Ja, Meester, met geheel mijn hart,’ zei de Meester: ‘Houd er dan mee op zo onverdraagzaam te zijn en leer de mensen lief te hebben zoals ik jullie heb liefgehad. Wijd je leven aan het leveren van het bewijs dat liefde de belangrijkste zaak ter wereld is. Het is Gods liefde die de mensen ertoe aanspoort om redding te zoeken. Uit liefde komt alle geestelijke goedheid voort, liefde is de essentie van het ware en schone.’

    73. 2076.5) 195:5.14 In de religie bepleitte en volgde Jezus de methode der ervaring, net zoals de moderne wetenschap de techniek van het experiment volgt. Wij vinden God door de aanwijzingen van het geestelijke inzicht, maar wij benaderen dit inzicht van de ziel door de liefde voor het schone, het zoeken naar waarheid, trouwe plichtsbetrachting en de verering van goddelijke goedheid. Maar van al deze waarden, is liefde de trouwe gids naar werkelijk inzicht.

    74. (2077.7) 195:6.11 De bewering dat bewustzijn uit de materie ‘is opgekomen,’ verklaart niets. Indien het universum louter een mechanisme zou zijn en bewustzijn niet onafhankelijk zou zijn van de materie, zouden we nooit twee verschillende interpretaties van een zelfde waargenomen verschijnsel kunnen hebben. De begrippen waarheid, schoonheid en goedheid zijn niet inherent aan de physica of de chemie. Een machine kan niet weten, en nog veel minder waarheid kennen, naar gerechtigheid hongeren, en goedheid beminnen.

    75. (2078.3) 195:6.17 Het oprechte streven naar goedheid, schoonheid en waarheid voert tot God. En iedere wetenschappelijke ontdekking toont aan dat er zowel vrijheid als uniformiteit is in het universum. De ontdekker is vrij geweest om de ontdekking te doen. Het ding dat ontdekt is, is werkelijk en klaarblijkelijk uniform, anders zou het niet als een ding bekend kunnen zijn geworden.

    76. (2078.7) 195:7.4 Paradijs-waarden van eeuwigheid en oneindigheid, van waarheid, schoonheid en goedheid, liggen verscholen in de feiten van de verschijnselen in de universa in tijd en ruimte. Maar het oog des geloofs van een uit de geest geboren sterveling is nodig om deze geestelijke waarden te bespeuren en te onderscheiden.

    77. (2083.1) 195:9.5 De moderne tijd zal weigeren een religie te aanvaarden die niet klopt met de feiten en niet in harmonie is met haar hoogste opvattingen van waarheid, schoonheid en goedheid. Het uur is aangebroken voor een herontdekking van de ware, oorspronkelijke grondslag van het huidige vervormde, gecompromitteerde Christendom – het werkelijke leven en onderricht van Jezus.

    78. (2087.2) 196:0.2 De mens Jezus zag God als heilig, rechtvaardig en groot, en ook als waar, schoon en goed. Al deze attributen van goddelijkheid bracht hij in zijn bewustzijn samen als de ‘wil van de Vader in de hemel.’ De God van Jezus was op hetzelfde moment ‘de Heilige Israels’ en ‘de levende, liefhebbende Vader in de hemel.’ De voorstelling van God als een Vader stamde niet van Jezus zelf, maar hij verheerlijkte en verhief deze idee tot een sublieme ervaring doordat hij een nieuwe openbaring van God tot stand bracht en doordat hij verkondigde dat ieder sterfelijk schepsel een kind is van deze Vader van liefde, een zoon is van God.

    79. (2095.7) 196:3.23 De idealisering van, en de poging tot, het dienen van waarheid, schoonheid en goedheid, is geen substituut voor echte religieuze ervaring – geestelijke realiteit. Psychologie en idealisme zijn niet het equivalent van religieuze realiteit. De projecties van het menselijke intellect kunnen weliswaar het aanzijn geven aan valse goden – goden naar het beeld van de mens – maar het ware Godsbesef komt niet uit zulk een bron voort. Het Godsbewustzijn zetelt in de inwonende geest. Vele religieuze stelsels van de mens zijn voortgekomen uit de formuleringen van het menselijk verstand, maar het Godsbewustzijn maakt niet noodzakelijkerwijs deel uit van deze groteske stelsels van godsdienstige knechtschap.

    80. (2095.8) 196:3.24 God is niet alleen maar de uitvinding van het idealisme van de mens; hij is de bron zelf van al deze bovenanimale inzichten en waarden. God is geen hypothese geformuleerd om de menselijke opvattingen van waarheid, schoonheid en goedheid tot eenheid te brengen: hij is de persoonlijkheid van liefde uit wie al deze universum-manifestaties voortkomen. De waarheid, schoonheid en goedheid in ’s mensen wereld worden tot eenheid gebracht door de toenemende godsvrucht in de ervaring van stervelingen die opklimmen naar de werkelijkheden van het Paradijs. De eenheid van waarheid, schoonheid en goedheid kan alleen worden beseft in de geestelijke ervaring van de Godkennende persoonlijkheid.

    81. (2096.2) 196:3.26 Het evolutionaire bewustzijn is in staat wetten, zedelijke beginselen en ethiek te ontdekken; de geschonken geest, de inwonende Richter, openbaart aan het evoluerende menselijke bewustzijn echter de wetgever, de Vader-bron van al wat waar, schoon en goed is. En zulk een verlicht mens heeft een religie en is geestelijk toegerust om de lange, avontuurlijke speurtocht naar God aan te vangen.

    82. (2096.5) 196:3.29 Religieus inzicht bezit de kracht om nederlagen om te zetten in hogere verlangens en nieuwe, vaste voornemens. Liefde is de hoogste motivering waarvan de mens gebruik kan maken in zijn opklimming in het universum. Maar liefde ontdaan van waarheid, schoonheid en goedheid, is niet meer dan een sentiment, een filosofische verdraaiing, een psychische illusie, een geestelijke misleiding. Liefde moet steeds opnieuw gedefinieerd worden op de achtereenvolgende niveaus van morontia- en geest-voortgang.

    83. (2096.8) 196:3.32 De levens van sommige mensen zijn te groots en te edel om af te dalen tot het lage niveau van louter succes. Het dier moet zich aanpassen aan zijn omgeving, maar de religieuze mens transcendeert zijn omgeving en ontkomt langs deze weg, door dit inzicht van de goddelijke liefde, aan de beperkingen van de huidige materiële wereld. Dit begrip van liefde doet in de ziel van de mens het bovenanimale streven ontstaan om waarheid, schoonheid en goedheid te zoeken; en wanneer hij deze inderdaad vindt, wordt hij verheerlijkt in hun omhelzing, hij wordt verteerd door het verlangen om hen te leven, om gerechtigheid te doen.

    84. (2097.3) 196:3.35 En Godsbewustzijn staat gelijk aan de integratie van het zelf met het universum, en wel op de hoogste niveaus daarvan, die van de geestelijke realiteit. Slechts de geest-inhoud van een waarde is onvergankelijk. Zelfs dat wat waar, schoon en goed is mag niet verloren gaan in de menselijke ervaring. Indien de mens niet verkiest te overleven, dan bewaart de overlevende Richter de realiteiten die uit liefde zijn geboren en in dienstbaarheid zijn gekoesterd. En al deze dingen zijn een deel van de Universele Vader. De Vader is levende liefde, en dit leven van de Vader is in zijn Zonen. En de geest van de Vader is in de zonen van zijn Zonen – sterfelijke mensen. Wanneer alles is gezegd en gedaan, is de Vader-idee nog steeds de hoogste menselijke voorstelling van God.

    ***

    Translations:

    Spanish
    Portuguese
    French
    Latvian
    German
    Finnish
    Netherlands
    Russian
    Italian
    Korean
    Polish
    Magyar (Hungarian)
    Swedish
    Estonian
    Romanian

     

    ***

    Richard E Warren

Viewing 1 post (of 1 total)

Login to reply to this topic.

Not registered? Sign up here.